Karel Appel (Amsterdam, 25 April 1921), geboren als Christiaan Karel Appel. Van 1940 tot 1943 studeerde hij aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten (Stichting Rijksakademie van Beeldende Kunsten). In 1946 vond zijn eerste solotentoonstelling plaats in Het Beerenhuis te Groningen. En nam hij deel aan de Jonge Schilders in het Stedelijk Museum, Amsterdam. Rond deze tijd werd hij op kunstgebied voor het eerst beïnvloed door Pablo Picasso en Henri Matisse. Daarna haal de hij inspiraties uit het werk van Jean Dubuffet.
Nederlandse Experimentele Groep
Hij was lid van de Nederlandse Experimentele Groep (1948) en richtte de Cobra-groep (1948-51) op met Constant (Constant Nieuwenhuijs), Corneille (Corneille Guillaume Beverloo) en andere schilders uit diverse Europese en Amerikaanse steden. De stijl onderscheidde zich door gedurfde, expressieve composities geïnspireerd door volks- en kinderkunst, maar ook door het werk van Paul Klee en Joan Miró. In 1949 voltooide Karel Appel een fresco voor de cafetaria van het stadhuis in Amsterdam, dat zoveel stof deed opwaaien dat het tien jaar lang bedekt bleef.
In 1950 verhuisde Karel Appel naar Parijs, Frankrijk. Daar introduceerde de schrijver Hugo Claus, Karel Appel bij kunstcriticus Michel Tapié. Die verschillende tentoonstellingen van zijn werk organiseerde. In 1953 kreeg hij een solotentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Op de Biënnale van Venetië in 1954 ontving hij de UNESCO-prijs en in 1956 kreeg hij de opdracht een muurschildering te maken voor het restaurant van het Stedelijk Museum. Het jaar daarop reisde hij naar Mexico en de Verenigde Staten en won hij wederom een kunstprijs op de Biënnale van Ljubljana in het voormalige Joegoslavië. De eerste grote monografie over Karel Appel, geschreven door Claus, verscheen in 1962.
Eind jaren zestig verhuisde de kunstenaar naar het Château de Molesmes, bij Auxerre, ten zuidoosten van Parijs, Frankrijk. Solotentoonstellingen van zijn werk vonden plaats in het Centre national d’art contemporain, te Parijs, Frankrijk. Het Stedelijk Museum (1968) te Amsterdam. En in de Kunsthalle Basel, Zwitserland. Vervolgens het Palais des beaux-arts, Rijsel in Noord-Frankrijk (1969). In de jaren 1950 en 1960 maakte hij talrijke muurschilderingen voor openbare gebouwen. Een grote tentoonstelling van Karel Appel werd geopend in het Centraal Museum in Utrecht (1970). En een overzichtstentoonstelling toerde door Canada en de Verenigde Staten (1972).
Beeldhouwen en schilderen
In de jaren zeventig en tachtig bleef Karel Appel tegelijkertijd beeldhouwen en schilderen. Waarbij hij zijn abstractie verder uitbreidde met zijn raamschilderingen. Een serie waaraan hij in 1980 begon. Hij introduceerde ook geleidelijk het landschap in zijn iconografie. Dat zich in het laatste decennium van zijn werk zou ontwikkelen tot een meer consistent engagement. In de jaren tachtig begon hij ook zijn samenwerking met de Amerikaanse dichter Allen Ginsberg. Die de volgende tien jaar zou voortduren. In zijn latere carrière was zijn werk het onderwerp van talrijke solotentoonstellingen. Georganiseerd door Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam (1982); Castello di Rivoli Museo d’Arte Contemporanea, Turijn, Italië (1987); National Museum of Art, Osaka, Japan (1989); Stedelijk Museum te Amsterdam (1998, 2000 en 2001); en Cobra Museum voor Moderne Kunst, Amstelveen (2001). Karel Appel overleed op 3 mei 2006 in Zürich, Zwitserland op 85 jarige leeftijd aan hartfalen.
Nalatenschap van Karel Appel
Door het onbeperkte enthousiasme van kinderen en door diverse kunst van volkskunstenaars te observeren. Vond Karel Appel een weg om in zichzelf datzelfde gevoel van vrijheid te geven. Hij benadrukte de waarde van een vrije menselijke geest. Hij demonstreerde in praktische zin hoe kunstenaars vrij en spontaan. De innerlijke ervaring van hun eigen waarheid konden uitdrukken. Die daad alleen al inspireerde een hele generatie kunstenaars. Waaronder belangrijke, vooraanstaande personen als Willem de Kooning en Jackson Pollock. Die de wereld veranderden door bewegingen als Informele schilderkunst en Abstract Expressionisme.
Maar afgezien van de individuele kunstenaars en stijlen die hij beïnvloedde, kan de ware erfenis van Appels bijdrage worden samengevat in de woorden “creatief proces”. Het is volledig te danken aan kunstenaars als Karel Appel. Dat wij het tegenwoordig vanzelfsprekend vinden dat het belangrijkste aspect van kunst originaliteit is, en niet de nabootsing van.
In 1989 vatte Appel zijn ervaring als volgt samen:
“Vrijheid is een grote discipline.”
“Een leven zonder inspiratie is voor mij het allerlaagste, het meest platvloerse wat er is.”
Door echte originaliteit te omarmen, elimineerde Karel Appel de noodzaak om zich aan een ander pad te houden dan de vrije expressie. Door zijn werk leren we dat het er niet alleen om gaat de producten van de arbeid van een kunstenaar te verzamelen. Te categoriseren en te bewonderen, maar ons te verwonderen over de originaliteit. En de vrijheid waaruit deze objecten voortkwamen en nog steeds voortkomen. En hun bron te omarmen als het werkelijk, meest kostbare en oneindige proces van creativiteit.
Afbeeldingvermelding
Karel Appel in atelier [Foto]. (n.d.) Gevonden op 28 januari 2023, op https://debontejuf.nl/lessen/woensdag-karel-appel/